Gedeputeerde Staten van Noord-Holland mochten aan Vattenfall een omgevings- en een natuurvergunning verlenen voor de bouw van de biomassacentrale (BMC) van Vattenfall in Diemen. Dat blijkt uit een drietal uitspraken van de rechtbank Noord-Holland in Haarlem. Verschillende partijen, waaronder de Coöperatie Mobilisation for the Environment en Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten Nederland (eisers) stelden dat GS de vergunningen ten onrechte heeft verleend. Zij maken zich zorgen om het effect van de BMC op het milieu en de leefomgeving en vrezen onder andere voor een hogere uitstoot van schadelijke stoffen, waaronder stikstof. Volgens de rechtbank voldoet de BMC aan de daarvoor gestelde eisen en kon GS daarom de vergunningen verlenen. Anders dan de eisers stellen, oordeelt de rechtbank dat de BMC niet kan worden beschouwd als afvalverbrandingsinstallatie. De houtpallets die door de BMC als brandstof worden gebruikt worden niet aangemerkt als afvalstof, omdat het schoon hout betreft dat niet chemisch is behandeld. Een milieueffectenrapportage was daarom niet nodig. Ook oordeelt de rechtbank dat er zal met de komst van de BMC geen sprake zal zijn van een hogere uitstoot van schadelijke stoffen dan wettelijk is toegestaan. Of de BMC in de praktijk zal leiden tot een hogere uitstoot van stikstof dan de huidige centrale, is volgens de rechtbank niet relevant bij de beoordeling. Wel relevant is de vraag of de uitstoot van stikstof door de BMC zal toenemen ten opzichte van de vergunning voor de huidige centrale. Maar dat is volgens de rechtbank niet het geval. Omdat geen sprake is van hogere uitstoot van schadelijke stoffen zoals stikstof en fijnstof, volgt de rechtbank eisers niet in hun stelling dat de komst van de BMC zulke risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengt dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar verslechtert.